Benut je talenten: het is misschien wel het belangrijkste
adagium van deze tijd. Constant moedigen wij elkaar aan om te ontdekken
waar we goed in zijn en deze gaven vervolgens op een nuttige manier in
te zetten. Gezien het grote belang dat we hechten aan talentontplooiing,
steken we veel tijd en moeite in ons werk, zowel ons professionele werk
als onze talloze hobby’s. Maar hiermee is niet alles gezegd. De
afgelopen jaren vroeg een Australische verpleegkundige, Bronnie Ware,
aan terminale patiënten uit haar ziekenhuis waar ze het meeste spijt van
hadden. Vrijwel iedereen antwoordde: “Ik heb te hard gewerkt”. Nu
breekt onze klomp. Kunnen mensen hun talenten ook teveel benutten? Of
zijn mensen gewoon inconsistent?
Om dit raadsel te ontrafelen, is
het zinvol om te traceren waar het idee van talentontplooiing vandaan
komt. We blijken uit te komen bij de Bijbelse gelijkenis van de
talenten, waarin mensen worden opgeroepen om hun talenten niet te
begraven maar volop in te zetten. Parabels hebben echter altijd een
dubbele bodem, een verborgen boodschap. Wat is de indirecte boodschap
van deze parabel? Theologen zijn het erover eens dat het talent waar
deze gelijkenis op doelt het talent van de liefde is. Ieder mens is in
staat om liefde te geven. Kortom, de gelijkenis is bedoeld om onze
inspanningen te focussen op het ‘natuurtalent’ van de mens, de liefde.
Bezien
vanuit dit perspectief is het niet vreemd dat mensen op hun sterfbed
aangeven dat ze te hard hebben gewerkt. Waarschijnlijk hebben ze veel
van hun talenten benut, maar hun natuurtalent verwaarloosd. Gelukkig is
het nooit te laat om ons natuurtalent te ontplooien en tijd vrij te
maken voor bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. In zijn fameuze roman
‘Karakter’ reflecteert F. Bordewijk op de hardwerkende hoofdpersoon uit
zijn boek. Hij schrijft: ‘De grootste dingen die ons bestaan kenmerken
laten zich niet in een hoek duwen, de liefde niet, het huwelijk, het
gezin, de mislukking niet, noch de dood. Zij blijven onze daden
richten.’
Deze column verscheen op 23 oktober 2012 in het Friesch Dagblad.